Niet vullen, maar poetsen (en flossen)!

Lulletje rozenwater

Lulletje rozenwater
Ik wilde als tandarts altijd groots en meeslepend zijn, maar iedere keer als ik weer eens een lezing meemaakte van een restauratief tandarts, ook wel  prosthodontist genoemd, zakte de moed me in de schoenen. Vol bewondering was ik dan meestal ook als ik het werk zag van deze geweldenaren en ook vol verbazing hoe ze daartoe waren gekomen. Het behandelplan gaf dan ook altijd blijk van kennis van alle facetten van de tandheelkunde, waarbij niets over het hoofd werd gezien om maar tot een goed en stabiel eindresultaat te komen, waarbij ik me alleen soms afvroeg of dit dan allemaal voortkwam uit de hulpvraag van de patiënt (terwijl deze misschien alleen maar de hoekopbouw van zijn 11 lelijk vond)?
De uitvoering van het behandelplan, de gebitsmetamorfose, ging me vaak m’n pet te boven door de complexiteit ervan en wellicht door mijn tekort aan restauratieve kennis. Wat dan vooral een hele leerzame lezing had moeten zijn, was dus tegelijkertijd voor mij ook een lijdensweg , waardoor ik soms met gebogen hoofd, als het lulletje rozenwater van de tandheelkunde de zaal verliet.
In de eigen praktijk lijk ik in vergelijking met de prosthodondinges-tandartsen maar wat aan te klungelen, want ik houd ik me vooral bezig met eenvoudige en doelmatige  tandheelkunde. Ik doe dus alleen wat ik snap en kan uitvoeren en waar ik dus bekwaam in ben. Mijn keuzes (en dus ook die van mijn patiënten) zijn dus weefsel besparend (dat scheelt ook ingewikkelde preparaties) en met een voorkeur voor de eenvoudigste en vaak ook de goedkoopste oplossing.
Helaas is dit niet bij alle patiënten mogelijk en soms wil de patiënt meer dat ik ze kan bieden. Dan heb ik gelukkig nog altijd mijn verwijsadresjes naar enkele supertandartsen, die bijna altijd wel een oplossing hebben voor het tandheelkundig probleem waar de patiënt mee zit en waar ik niks mee kan.
Soms zie ik deze patiënten daarna weer terug om het behandelplan van de tandentovenaar te bespreken. Dan leg ik nogmaals het plan in Jip- en Janneketaal uit en vertel daarbij wat volgens mij de voor- en nadelen zijn  van het meestal compromisloze plan wat er ligt. Compromisloos om maar een goed, duurzaam en stabiel eindresultaat te behalen, hetgeen de patiënt, maar ook de verwijzend tandarts van de restauratieve tovenaar verwacht. Wat dat betreft is het best wel lekker om de anonieme huis, tuin en keuken-tandarts te zijn, die zijn of haar patiënten ieder half jaar terugziet en net zo vaak het altijd maar voortdurende behandelplan kan corrigeren en aanpassen.
Groots en meeslepend klinkt natuurlijk hartstikke stoer, en wellicht iets om als tandarts naar te streven, maar voor mij hoeft het niet meer. Daarnaast zijn veruit de meeste patiënten uitstekend geholpen met eenvoudige en doelmatige tandheelkunde, zelfs als deze uitgevoerd wordt door een lulletje rozenwater.
Jerry Baas