Niet vullen, maar poetsen (en flossen)!

Vijftigers

Vijftigers

Leuk en leerzaam moest het zijn en daarnaast niet te lang, niet te duur en zonder er patiënten voor te hoeven afbellen, maar vooral leuk én leerzaam. Dit idee had ik toen ik iets van 15 jaar geleden een Iqual-groep oprichtte. Ik nodigde veel van mijn oude studievriendjes en vriendinnetjes uit om mee te doen en al snel begonnen we met 6 of 8-wekelijkse bijeenkomsten op zolder van een groepspraktijk in Beverwijk.

De Iqual-afdeling van de KNMT zorgt sindsdien ieder jaar voor een aantal studiepakketten met steeds weer een ander thema, maar soms hebben we ook gastsprekers of delen we onze eigen kennis en ervaringen met elkaar.

Onze groep bestaat namelijk uit een endodontist, een implantoloog, een kindertandarts, twee  gnathologen, een slaaptandarts, twee eigenaren van ouderwetse solopraktijken (één zelfs aan huis en zonder assistente), een praktijkhouder in een stichting(?),  twee maten van een kleine maatschap, één maat van een hele grote maatschap, een ZMHVP-er (zelfstandige met heel veel personeel) en sinds kort hebben we zelfs een ZZP-er, omdat ze net haar praktijk heeft verkocht. Voldoende stof en invalshoeken dus om de tandheelkunde in de breedste zin van het woord te bediscussiëren.

Onze laatste bijeenkomst, onder leiding van onze ZZP-er, tevens voorzitter van ons Iqual-clubje, ging over de verkoop van je praktijk , aangezien wij vijftigers daar zo langzamerhand over moeten gaan nadenken. Behalve onze gespreksleider had ook al iemand anders het proces van verkoop van een tandartspraktijk meegemaakt en daar wilden ze graag over vertellen (en waarschuwen). Behalve over de onderhandelingstactieken van de kopers en hoe je  daartegen te wapenen ging het deze avond ook over iets waar ik eigenlijk nooit bij had stilgestaan, namelijk over welk percentage je als praktijkhouder eigenlijk overhoudt van de zelf gemaakte omzet. Het kwam er op neer dat de praktijkhouders van de kleinere praktijken er gemiddeld minder aan over hielden dan degenen met een grote groepspraktijk, al werken die laatsten wel minder uren aan de stoel aangezien ze ook nog van alles moeten regelen en (te) vaak vergaderen. De percentages liepen uiteen van wat een ZZP-er krijgt, dus iets van 40% tot zelfs 150% bij iemand van ons die slechts halve dagen werkt. Deze laatste leerde ooit dat je met delegeren net zoveel of zelfs veel meer kan verdienen, dan als je zelf alle omzet maakt en dat was niet tegen dovemans oren gezegd, want liever lui dan moe.

De conclusie van deze iqual-avond was dan ook dat  als je als praktijkhouder je zaakjes enigszins op orde hebt, je meestal veel meer verdient dan een zzp-er. Je  bent dan natuurlijk, naast het boren, wel nog tijd kwijt aan regeldingen, maar dan kan je ook werken zoals je zelf wilt. Dus alleen als je tegen je pensioen aan zit, je niet veel meer dan 40% van je omzet overhoudt of als je geen zin hebt in het gedoe van het hebben van een eigen praktijk is het aan te raden deze van de hand doen.

De laatste jaren houden we onze Iqual-avonden bij toerbeurt bij iemand anders thuis en eten we ook gezamenlijk, voordat het serieuze gedeelte begint. Hierdoor is het nog gezelliger dan het al was en het gaat het niet eens ten koste van het inhoudelijke deel, want we zijn het er over eens dat onze bijeenkomsten  altijd ergens over moeten gaan. Was alle nascholing maar zo leuk en leerzaam.

Jerry Baas